Having recorded Schubert’s complete piano music on period instruments, Jan Vermeulen now launches a cycle dedicated to the composer’s abundant catalogue of piano duets, abetted by his former student Veerle Peeters. Their 1825 30 Tröndlin instrument has a basically gentle sonority that nevertheless conveys power and definition, as well as a wonderful muted quality in softer passages. The disc commences with an energetic, forward-moving and beautifully thought-out reading of the Lebensstürme duo. The pianists’ sensitivity and stylistic surety masks the three-movement Divertissement à la hongroise’s rambling tendencies, while the instrument’s timbral distinctions particularly hit home, for example in the ‘semi-sustained’ pedal effects in the Andante’s cadenza-like episode or the way the long Allegretto’s tremolos vary in shape and expression, rather than rattle on like a silent-movie pianola. The duo wisely refrain from hurrying the first Marche militaire’s Allegro vivace, allowing the music to breathe without losing excitement. The second march takes on a welcome pomp and grandiosity that contrasts to the dead weight we often get from similarly slow performances, while the third transpires on a grand scale in the manner of an orchestral piece transcribed for piano duet. Here I especially like the elegant transitions between sections by way of the pianists’ slightly elongated up-beats. By contrast, the closing Deutscher are all about Viennese charm and affection, and Vermeulen and Peeters lovingly demonstrate how to float Schubert’s disarming lyricism in seven blissful minutes. Vermeulen’s informative and well-written booklet-notes add value to a most desirable first instalment that augurs well for this cycle’s subsequent volumes. (Jed Distler)
Hij nam alle fortepiano-werken van Schubert op, hij was musicus van het jaar in Vlaanderen, in het verre buitenland wordt hij geroemd als de ideale Schubert-vertolker. Op deze uitgave speelt Jan Vermeulen samen met Veerle Peeters werken voor pianovierhandig, wederom een langlopend project dat zeven cd’s zal omvatten. Peeters en Vermeulen spelen op een pittige Tröndlin-vleugel uit 1830. De deels diverterende maar bij tijd en wijle ook serieuze werken komen op dit kort en helder klinkende instrument geraffineerd uit de verf. De droge houtklank geeft lucht en intimiteit aan de klank, wat deze speelse, vingervlugge muziek zeer ten goede komt. De uitdrukking is groot, evenals het gevoel voor detail en nuance. Het tweetal lijkt op hetzelfde moment te ademen, te voelen en te beleven. Deze sprankelende en krachtdadige uitvoering maakt de visie van de spelers duidelijk, maar laat ook ruimte voor de fantasie van de luisteraar. Hier en daar is de partituur wat banaal – de Trois Marches Militaires bijvoorbeeld – maar de bravoure waarmee Peeters en Vermeulen spelen brengt een knipoog aan. Waardering: 9 (Marjolijn Sengers)
OPUS KLASSIEK
De Belgische fortepianist Jan Vermeulen heeft zijn hart verpand aan een Tröndlin fortepiano, getuige zijn integrale opname van de pianosonates van Schubert voor het label Et'cetera. Voor de verandering geen kopie, maar een zorgvuldig gerestaureerd origineel. De bouwer, Johann Nepomuk Tröndlin (1790-1862), was de Steinway van zijn tijd. Zijn werkplaats produceerde vijftig tot zestig instrumenten per jaar, favorieten van Robert en Clara Schumann en Felix Mendelssohn. Het Leipziger Gewandhaus had een jarenlange werkovereenkomst met de firma Tröndlin. Tröndlin leerde het vak in Wenen, maar vestigde zijn bedrijf in Leipzig, waar hij instrumenten vervaardigde volgens het Weense model. De karakteristiek daarvan zit vooral in een dempermechanisme dat de boventonen temt. Tröndlin verkocht zijn bedrijf in 1855, vijfenzestig jaar oud en een rijk man. Het instrument dat Vermeulen bespeelt dateert uit de periode 1825-30 en trotseerde de tand des tijds op een stoffige zolder. Op dit eerste deel van de complete werken voor piano vierhandig is het opnieuw te horen. Wonderlijk dat de aspirant-koper deze belangrijke informatie op de verpakking van de cd nergens gewaar wordt.
Het repertoire voor vier handen op één piano bestaat uit wagonladingen bewerkingen en een handvol meesterwerken. Mozart en Schubert staan daarbij eenzaam aan de top, met als absoluut hoogtepunt de Fantasie in f-klein, D940 van Schubert. Een populaire topper is de eerste van drie Marches Militaires, in talloze arrangementen op de markt gebracht. Met iets meer geluk had die van de arme Franz een rijk man kunnen maken. Jan Vermeulen musiceert voor deze opnamen samen met Veerle Peeters - samen vormen ze dat zeldzame fenomeen dat voor dit repertoire onontbeerlijk is: één pianist met vier armen. Een pianist die Schuberts taal van achter naar voren kent en er bovendien zijn ziel en zaligheid in legt. Voeg daaraan toe een volstrekt natuurlijke opname en Schubert klinkt op als herboren. Ik schreef het al naar aanleiding van de complete pianotrio's die Vermeulen op ditzelfde instrument registreerde: Niet alleen behoort dit repertoire tot het mooiste dat Schubert ons heeft nagelaten, het idee dat we luisteren naar een instrument dat bijna tweehonderd jaar oud is maakt deze cd tot een onvergetelijke luisterervaring. (Siebe Riedstra)
Nun. Man legt die CD ein und merkt auf angesichts des düsteren, schmerzlich-heroischen Marsches, der da so brüsk anhebt. Dann kommt das zweite Thema, und plötzlich hat man ein mulmiges, auf jeden Fall irgendwie existenzielles Gefühl im Bauch, oder man möchte so etwas wie niederknien, und/oder vielleicht begreift man plötzlich Theodor W. Adornos scharfsinniges Aperçu: "Vor Schuberts Musik stürzt die Träne aus dem Auge, ohne erst die Seele zu befragen: Wir weinen, ohne zu wissen warum; weil wir so noch nicht sind, wie jene Musik es verspricht.“ Und, sich besinnend, ahnt man: Dieser Titel ist Fake, ist eine Lüge. Diese auf der Kante zum Abgrund balancierende Musik als "musikalischen Zeitvertreib“ zu bezeichnen: eine Irreführung, und die angeblich "echten französischen Melodien“, die sind nur eines: echter, hundertprozentiger Schubert.
Dämonische Irrlichter Ob Schuberts Verleger mit diesem Titel das Publikum täuschen konnte? Vermutlich nicht, dafür wird das gebildete Wiener Bürgertum der Zeit doch zu verfeinert gewesen sein. Unbenommen im Übrigen, dass es sich im Übrigen manchmal zu Recht schwer tun mochte mit einer Musik, die so dämonisch hin- und her-irrlichterte zwischen trotziger Trostlosigkeit und in surrealer Schönheit leuchtenden Erlösungsfantasien – unbenommen!
Schaurige Toten-Musik Die meisten anderen Werke Schuberts, die der belgische Pianist Jan Vermeulen und seine Partnerin Veerle Peeters auf einem Original-Hammerflügel des zeitweilig in Wien wirkenden Klavierbauers Johann Nepomuk Tröndlin eingespielt haben, sind von ähnlich existenziellem Kaliber wie das Divertissement: Sowohl das überirdisch dahinschwebende späte A-Dur-Rondo als auch die riesige f-Moll-Fantasie D940, diese schaurige Toten-Musik in vier Stationen eines 31 Jahre jungen Mannes, der sicher sein durfte, dass er eher früher als später jämmerlich an der Syphilis zugrunde gehen würde. Welche Ironie, dass es dann ein paar Monate später der Typhus war.
Ätherische Gesänge Erlesen ist schon das Instrument, leuchtkräftig farbig in der Mittellage, kraftvoll und substanzreich im Bass, duftig und zugleich tragfähig nachschwingend in der Höhe, unabdingbar letzteres, um Schuberts ätherischen Gesängen Atem einzuhauchen. Erlesen ist aber auch die Interpretation: Vermeulen und Peeters kultivieren mit feinen Anschlagsnuancen den klaren, scharfen Blick auf Schuberts delikate Strukturen. Genau ziselierte Linien, rhythmische Prägnanz, federnde Tempi, keine gefühlsseligen Nebelbomben, keine Schlampereien. Stattdessen: subtile Gegenstimmen, Flirts mit kanonischen Stimmführungen, lodernde Fugati: Aha, dieser Mann schickte sich an, einer der größten Kontrapunktiker der abendländischen Musik zu werden. Erhellend, bewegend. Wer aber will, darf auch einfach nur weinen. Ganz ohne zu wissen, warum.
LUISTER
Proef deze cd eens, te beginnen met #3, het Rondo uit het Divertissement. De combinatie van ingehouden dynamiek en het enthousiast inzetten van de fff-potentie van het instrument van Tröndlin is tekenend voor het spel van dit duo, Jan Vermeulen en Veerle Peeters. Ook het uitspelen van het dansante element draagt bij aan de aanstekelijkheid van hun musiceren. Het Rondo in A is één en al verrukking met de parelende discant-loopjes. Het hoge niveau van hun eerste aflevering van een integrale Schubert-voor-piano-vierhandig weten ze helemaal te handhaven. De Variaties in Bes zijn wellicht minder bekend, hier worden ze voortreffelijk verdedigd. Hoogtepunt van het programma is natuurlijk de Fantasie in f, die onder hun handen tot een bijzondere belevenis wordt, innig en heftig, rijk aan kleuren en dynamische gradaties die zij uit het prachtige Tröndlin-instrument weten te halen. Waardering: 9 (Hans Quant)
GRAMOPHONE
I didn’t manage to catch Vol 1 of Jan Vermeulen and Veerle Peeters’s Schubert duets series, nor have I heard much of Vermeulen’s traversal of the solo works. Judging from this second duets volume, that’s my loss and a dusty browse in the Gramophone library is surely on the cards. The piano is a Leipzig model from the later 1820s and is finely voiced, capable of a wide variety of expression, despite that familiar chalkiness as the notes rise above the treble clef. The programme is attractive, too, offering an opportunity to hear the charming Andantino varié in the context of the complete Divertissement on French Themes (D823) containing the march and rondo that were eventually published separately. The A major Rondo (D951) is a refreshing alternative to the Lebensstürme composed the previous month, and the B flat Variations (D603) are just as harmonically searching (complete with a crib from Beethoven’s Pastoral Symphony that I hadn’t registered before) but even more Italianate and virtuoso than the A flat set that seems to be more regularly recorded these days. And, of course, the F minor Fantasie is pretty much obligatory these days. This is where the Tröndlin instrument really comes into its own, its range of sounds under the fingers of this Belgian duo responding beautifully to the emotional spectrum of this large-scale work from Schubert’s final year. Schubert’s contribution to the duet repertoire is the most generous, varied and important of any, not to mention some of the most instantly likeable, from the entertainment of the many strings of dances and marches militaires to the intellectual challenges of works such as the Fantasie, and this looks as if it could develop into a series well worth following. (David Threasher)
Na voor het label Et'cetera de door Schubert voltooide werken voor piano te hebben vastgelegd op twaalf cd's, bereikte Jan Vermeulen het verzoek om de samenwerking voort te zetten met de werken voor piano vierhandig. Vermeulen had geen vaste duopartner, maar dacht direct aan Veerle Peeters; niet alleen omdat ze een oud-leerling is, maar ook omdat ze als producer al betrokken was geweest bij de opname van de pianowerken. Op de eerste cd in deze beoogde complete registratie lieten ze al horen (ik citeer mezelf) 'dat zeldzame fenomeen te zijn dat voor dit repertoire onontbeerlijk is: een pianist met vier armen.' Op onderstaand filmpje vertellen ze heel boeiend over de moeilijkheden waarvoor Schubert zijn uitvoerenden stelt, door niet altijd rekening te houden met de fysieke mogelijkheden van de pianisten, in combinatie met de beschikbare toetsen van de fortepiano.
Jan Vermeulen legt in het filmpje bovendien haarfijn uit dat er honderden verschillende fortepiano's zijn, heel anders dan de eenheidsworst waaraan we vandaag de dag op het gebied van vleugels gewend zijn geraakt. Dat doet hij van achter zijn Tröndlin vleugel, in de studio van zijn verbouwde boerderij in Willebringen, een piepklein dorp in Vlaams Brabant. Daar is ook deze opname tot stand gekomen, in een voor dit instrument ideale akoestiek. Het repertoire voor vierhandig pianospel bestaat uit stapels bewerkingen en een handvol meesterwerken. Mozart en Schubert staan daarbij eenzaam aan de top, met als absoluut hoogtepunt de Fantasie in f-klein, D 940 van Schubert. Die vormt dan ook zonder moeite het hoogtepunt als laatste werk op deze uitgave. Veerle Peeters refereert in het filmpje terecht ook aan de Variaties op een eigen thema als een stuk met een bijzonder boeiend harmonisch leven. In de toelichting gaat Vermeulen dieper in op zijn eigen ontdekkingsreis naar de fortepiano en Schubert, en vertelt daar veel behartenswaardigs over de manier waarop het instrument de uitvoerder dwingt tot bepaalde interpretatieve keuzes. Als toehoorder ga je anders luisteren wanneer je zojuist hebt gelezen dat dit instrument in de hoogte niet kan zingen, maar wel heel parelend kan klinken. Het wordt eentonig, maar ik kan alleen maar herhalen wat ik over het eerste deel van deze integrale schreef: niet alleen behoort dit repertoire tot het mooiste dat Schubert ons heeft nagelaten, het idee dat we luisteren naar een instrument dat bijna tweehonderd jaar oud is maakt ook deel twee tot een onvergetelijke luisterervaring. (Siebe Riedstra)
Autre intégrale, mais cette fois au pianoforte: Jan Vermeulen et Veerle Peeters ajoutent un troisième volume à leur série Schubert. Dans l’immense Grand Duo et les six Polonaises D 824, les douces couleurs d’un Tröndlin de 1825 se combinent à la méticulosité de leur jeu pour délivrer une lecture aussi expressive qu’élancée. On apprécie notamment les ombres inquiètes qui passent dans les trios des Polonaises, la nostalgie qui se dégage de l’Andante du D 823, ou encore la délicate volubilité du finale (Jérôme Bastianelli).
OPUS KLASSIEK
Zo'n 25 km ten oosten van Brussel, op de weg naar Leuven en Maastricht, ligt het gehucht Willebringen. Eén van de zeshonderd inwoners is Jan Vermeulen, pianist en pianoverzamelaar. Op de zolder van zijn verbouwde boerderij die als studio is ingericht staan een aantal mooie instrumenten, waarvan er eentje is uitverkoren om regelmatig in zijn eigen omgeving te worden opgenomen. Er is akoestisch niet gesleuteld aan deze ruimte, ze bestaat uit niets anders dan een ruwhouten vloer, schuine dakspanten en een houten plafond. Hier namen Jan Vermeulen en zijn muzikale partner Veerle Peeters de afgelopen jaren in de maand juli steeds een aflevering op van de complete werken voor piano vierhandig van Franz Schubert. Vorig jaar voor de derde keer, en er volgen nog vier delen.
De piano die ze daar bespelen is voor de verandering geen kopie, maar een zorgvuldig gerestaureerd origineel instrument van de bouwer Tröndlin. Johann Nepomuk Tröndlin (1790-1862), was de Steinway van zijn tijd. Zijn werkplaats produceerde vijftig tot zestig instrumenten per jaar, favorieten van Robert en Clara Schumann en Felix Mendelssohn. Het Leipziger Gewandhaus had een jarenlange werkovereenkomst met de firma Tröndlin. Tröndlin leerde het vak in Wenen, maar vestigde zijn bedrijf in Leipzig, waar hij instrumenten vervaardigde volgens het Weense model. De karakteristiek daarvan zit vooral in een dempermechanisme dat de boventonen temt. Tröndlin verkocht zijn bedrijf in 1855, vijfenzestig jaar oud en een rijk man. Het instrument dat Vermeulen bespeelt dateert uit de periode 1825-30. Na voor het label Et'cetera de door Schubert voltooide werken voor piano te hebben vastgelegd, bereikte Jan Vermeulen het verzoek om de samenwerking voort te zetten met de werken voor piano vierhandig. Vermeulen had geen vaste duopartner, maar dacht direct aan Veerle Peeters; niet alleen omdat ze een oud-leerling is, maar ook omdat ze als producer al betrokken was geweest bij de opname van de pianowerken. Afgezien daarvan heeft Veerle Peeters zichzelf meer dan bewezen met een schitterende cd vol pianowerken van de Franse componiste Mel Bonis.
Het repertoire voor vier handen op één piano bestaat uit wagonladingen bewerkingen en een handvol meesterwerken. Mozart en Schubert staan daarbij eenzaam aan de top, met als absoluut hoogtepunt de Fantasie in f-klein van Schubert. Een populaire topper is de eerste van drie Marches Militaires, in talloze arrangementen op de markt gebracht. Met iets meer geluk had die van de arme Franz een rijk man kunnen maken. Een werk dat door zijn enorme lengte opvalt is het Grand Duo in C, een vierdelige compositie die het raamwerk van de vierhandige piano bijna laat exploderen. Robert Schumann was van mening dat het hier om een volwassen orkestwerk gaat. ‘Men hoort strijk- en blaasinstrumenten, tutti, individuele solo's en paukengeroffel'. Schumann waagde zich niet aan de door hem gedroomde orkestratie, hij had zijn handen vol aan zijn eigen symfonieën. Het was zijn vriend Joseph Joachim die in 1855 die monumentale taak volbracht geheel in de geest van zijn vriend Johannes Brahms...
Jan Vermeulen heeft hier voor de tweede maal een nieuwe standaard gezet, dankzij zijn geloof in het instrument dat hem al die jaren inspireerde. Hij weet maar al te goed dat er honderden totaal verschillende fortepiano's bestaan, een groot verschil met de fabrieksmatige eenheidsworst waaraan we vandaag de dag op het gebied van vleugels gewend zijn geraakt. Hij koos ervoor om het instrument in zijn eigen ambiance op te nemen, en hij had gelijk. Het klinkt volkomen natuurlijk – het heeft het daar op die zolder naar zijn zin. Zijn toelichtende teksten geven ons een wijs inzicht in deze veelal onderschatte juwelen. Samen met Veerle Peeters vormt hij een duo dat de kwalificatie verdient van het zeldzame fenomeen dat deze werken tot meesterwerken weet te transformeren: één pianist met vier armen. (Siebe Riedstra)
Het Vlaamse pianoduo Jan Vermeulen en Veerle Peeters legt zich toe op Schuberts integrale vierhandige werk. Van wat in totaal zeven cd's worden, staat nummer vier in het teken van de mars. Fanfares en militaire korpsen zijn immers van aanzienlijke invloed geweest op Schuberts oeuvre, aldus Vermeulen. Het optimistisch-heroïsche karakter van de muziek en het saamhorigheidsgevoel onder de musici moeten de man geïnspireerd en ontroerd hebben. De Deux marches caractéristiques zijn zuinig in materiaal maar zeer opgewekt, en in de Trios Marches Héroiques wisselen heroïsche passages en tedere trio's elkaar af. In alle marsen is de tempokeuze van Peeters en Vermeulen subliem, met genoeg vaart om flink op te zwepen maar ook voldoende gedragen om gewicht te geven aan alle fijne details. Verder horen we de lichtvoetige Vier Polonaisen en de Acht Variationen über ein eigenes Thema, dat bestaat uit een onmiskenbaar mars-thema dat via lyrische en heldhaftige variaties uitmondt in een briljante apotheose. Peeters en Vermeulen stellen alle uitersten van hun voortreffelijke Tröndlin-fortepiano wederom op de proef met teder toucher en dynamisch vuurwerk, en alles ertussenin. Dit behoort samen met de Fantasie in f en het Grand Duo op hun eerdere cd's tot de absolute hoogtepunten van de reeks. (Marnix Bilderbeek) Waardering: 9